Een onderkomen voor de wilde dieren in de schooltuin

Leeftijd
onderbouw lager onderwijs

In deze activiteit gaan de kinderen aan de slag om iets te maken om de dieren in de omgeving van de school te helpen.

Digitale verrijking via

  • tools zoals Seek, obsIdentify, Observado, dierenzoeker, iNaturalist, Google Lens, BirdNet (Android) …
  • Het opzoeken van informatie op internet
  • optioneel: gebruik van wildcamera

Betekenisvolle context

Je merkt dat de kinderen heel geïnteresseerd zijn in de dieren die ze op de speelplaats/tuin/schoolomgeving zien (insecten, regenwormen, slakken, …). Bij thema’s over dieren zoals vogels, de egel, … merk je een hoge betrokkenheid, en je merkt ook dat ze de dieren graag een handje willen helpen.

Je kan zelf een betekenisvolle context creëren door hierover een filmpje te tonen:

Dit onderzoekje kan gelinkt worden aan de week van het bos, werelddierendag, het vogeltelweekend van Natuurpunt, …

    Eindtermen

    ET Techniek

    2.3. De leerlingen kunnen onderzoeken hoe het komt dat een zelf gebruikt technisch systeem niet of slecht functioneert;

    2.6. De leerlingen kunnen illustreren hoe technische systemen onder meer gebaseerd zijn op kennis over eigenschappen van materialen of over natuurlijke verschijnselen;

    2.7. De leerlingen kunnen in concrete ervaringen stappen van het technisch proces herkennen (het probleem stellen, oplossingen ontwikkelen, maken, in gebruik nemen, evalueren)

    2.9. De leerlingen kunnen een probleem, ontstaan vanuit een behoefte, technisch oplossen door verschillende stappen van het technisch proces te doorlopen;

    2.10. De leerlingen kunnen bepalen aan welke vereisten het technisch systeem dat ze willen gebruiken of realiseren, moet voldoen;

    2.11. De leerlingen kunnen ideeën genereren voor een ontwerp van een technisch systeem;

    2.12. De leerlingen kunnen keuzen maken bij het gebruiken of realiseren van een technisch systeem, rekening houdend met de behoefte, met de vereisten en met de beschikbare hulpmiddelen;

    2.13. De leerlingen kunnen een eenvoudige werktekening of handleiding stap voor stap uitvoeren;

    2.14. De leerlingen kunnen werkwijzen en technische systemen vergelijken en over beide een oordeel formuleren aan de hand van criteria;

    2.16. De leerlingen zijn bereid hygiënisch, nauwkeurig, veilig en zorgzaam te werken

    ET Natuur - Levende en niet-levende natuur

    1.4. De leerlingen kennen in hun omgeving twee verschillende biotopen en kunnen er enkele veel voorkomende organismen in herkennen en benoemen;

    1.24. De leerlingen kunnen met concrete voorbeelden uit hun omgeving illustreren hoe mensen op positieve, maar ook op negatieve wijze omgaan met het milieu;

    Milieu

    1.26. De leerlingen tonen respect en zorg voor de natuur vanuit het besef dat de mens voor zijn levensbehoeften afhankelijk is van het natuurlijk leefmilieu.

    ET Wiskunde- meten

    2.1 De leerlingen kennen de belangrijkste grootheden en maateenheden met betrekking tot lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht(massa) tijd, snelheid, temperatuur en hoekgrootte en ze kunnen daarbij de relatie leggen tussen de grootheid en de maateenheid.

    2.2 De leerlingen kennen de symbolen, notatiewijzen en conventies bij de gebruikelijke maateenheden en kunnen meetresultaten op veelzijdige wijze noteren en op verschillende wijze groeperen.

    2.3 De leerlingen kunnen veel voorkomende maten in verband brengen met betekenisvolle situaties.

    ET Wiskunde - attitudes

    5.4 De leerlingen zijn bereid zichzelf vragen te stellen over hun aanpak voor, tijdens en na het oplossen van een wiskundig probleem en willen op basis hiervan hun aanpak bijsturen.

    Fase 1: Probleemstelling

    Aanzet 

    De kinderen worden uitgedaagd om de dieren die ze op de speelplaats/tuin/schoolomgeving zien (insecten, regenwormen, slakken, …) te ondersteunen met oog op een betere overlevingskans.

    Fase 2: Determineren

    Kern

    Om de dieren op een zinvolle manier te kunnen helpen is meer kennis nodig.

    Eerst worden diertjes gezocht op de speelplaats en in de omgeving van de school. Deze worden met apps gedetermineerd. Indien het om grotere dieren gaat (vb egel, vos) kunnen sporen getraceerd en gedetermineerd worden.

    Enkele mogelijke apps:

    Seek, obsIdentify, Observado, dierenzoeker, iNaturalist, Google Lens, BirdNet (Android) …

    In combinatie met de determineerapps kan je gebruik maken van zoekkaarten met dichotome tabellen.

    Fase 3: Informatie opzoeken

    Vervolgens wordt op internet en in boeken opzoekwerk gedaan over deze dieren: habitat, specifieke noden, voeding, …

    Fase 4: Ideeën bedenken en plannen: ontwerp een ondersteuning voor de dieren

    Op basis van de opgezochte informatie wordt een ondersteuning  voor deze specifieke diertjes ontworpen. Het moet aan enkele ontwerpcriteria voldoen zoals: aansluiten bij de noden van het dier, voldoende stevig ifv weersomstandigheden, op te hangen of gemakkelijk te zetten op een passende plaats, …

    Fase 5: Ontwerp maken

    Het ontwerp wordt gemaakt en doorheen het proces bijgestuurd, om zo goed mogelijk aan de criteria te voldoen.

    Enkele mogelijke dieren om te helpen:

    • Eekhoorns (vb voederplank met pindanoten en zonnebloempitten)
    • Gaasvliegen (vb met dennenappels)
    • Vleermuis (specifiek soort kast)
    • Oorworm (potje met stro)
    • Egel (beschutte schuilplek + mogelijkheden om van tuin naar tuin te gaan)
    • Specifieke vlindersoorten (rustplek + waardplanten)
    • Specifieke vogelsoorten (plaats, vorm en grootte van de opening van een vogelhuisje varieert)
    • Tuinvogels (vb. vetbol)

    Fase 6: testen en evalueren

    Tussendoor en op het einde worden de ontwerpcriteria gecheckt. Op basis daarvan wordt het ontwerp bijgestuurd.

    Fase 7: In gebruik nemen

    Het ontwerp wordt opgehangen of geplaatst, en hier wordt vervolgens geregeld geobserveerd. Op basis van observaties kan gecheckt worden of het onderkomen effectief gebruikt wordt door de dieren. Indien niet, dan wordt de cyclus opnieuw doorlopen.

    Tip: bij avond- of nachtdieren (vb bij schuilplek voor een egel) kan een wildcamera, eventueel met wifi, gebruikt worden om na te gaan of de plek gebruikt wordt, en door wie.  Op die manier kan je het beeld ook in de klas brengen, op een tablet of smartphone.

    Materiaal

    • Smartphone of tablet met determinatie-apps
    • Materiaal voor het ontwerp is sterk afhankelijk van de keuze van het dier vb hout, stro, dennenappels, …
    • eventueel wildcamera met wifi

    DigiSTEM

    Determinatie-apps, digitaal beeldmateriaal om betekenisvolle context te schetsen, eventueel gebruik van een wildcamera

    Science

    Kennis over de diersoorten (levenswijze, noden), betrokkenheid bij de natuur, zorgzaam omgaan met de natuur en een handje willen helpen, bewustwording milieuproblematiek, hoe te determineren, kenmerken en classificatie van dieren.

    Technology

    Hanteren van technische systemen, het ontwerpen en maken van een nieuw technisch systeem, inzicht in het gebruik van technische systemen als hulpmiddel om een bepaald doel te bereiken.

    Engineering

    Ontwerp maken en optimaliseren op basis van ontwerpcriteria, waarbij eigenschappen worden onderzocht.

    Mathematics

    Geschikte eenheid kiezen om te meten, groottes vergelijken, formaat afstemmen op gekozen diersoort (meten), wiskundige kennis (kwantitatieve verschillen) toepassen.